Asielzoekers mogen niet als ‘vuilniszakken’ worden behandeld: uitspraak van het Hof van Justitie van de EU bleef onopgemerkt

De zin bleef onopgemerkt
Het Hof van Justitie van de Europese Unie: er bestaat zonder uitzondering "een resultaatsverbintenis die tot doel heeft te waarborgen dat aan de essentiële behoeften van degenen die internationale bescherming zoeken, wordt voldaan."

Na de media-aandacht voor de veel bekendere en verwachte uitspraak van het HvJ-EU ( Hof van Justitie van de Europese Unie ) over veilige landen van herkomst, werd op 1 augustus een andere, even belangrijke uitspraak van hetzelfde Hof gepubliceerd: de uitspraak in zaak C-97/24 tegen Ierland, betreffende de opvang van asielzoekers. Twee asielzoekers (een Afghaanse en een Indiase burger) die op 15 februari en 20 maart 2023 asiel hadden aangevraagd, zaten al enkele weken zonder opvang, sliepen op straat of in precaire huisvesting die niet door de staat werd verstrekt. Ongeveer een maand voor het einde van hun periode van sociale bijstand, die eindigde met hun plaatsing in de opvang op respectievelijk 27 april en 22 mei 2025, hadden ze met terugwerkende kracht een wekelijkse financiële uitkering van € 38 ontvangen.
De twee verzoekers gingen in beroep en verzochten het Ierse Hooggerechtshof om schadevergoeding. De Ierse regering verzette zich hiertegen en erkende een schending van de wet, maar stelde tegelijkertijd dat het uitblijven van asiel te wijten was aan "een ongekend aantal onderdanen van derde landen" die asiel in Ierland zochten. Het Ierse Hooggerechtshof verwees vervolgens een prejudiciële beslissing naar het HvJEU om te bepalen of er sprake was van overmacht en, zo ja, of dit nalatigheid van de Ierse staat door niet snel opvang te bieden, zou uitsluiten. Uitgaande van een specifieke zaak werd het HvJEU daarom verzocht de rechtsbeginselen vast te stellen, die van toepassing zijn op alle EU-lidstaten en die moeten worden nageleefd met betrekking tot de verplichting om opvang te bieden aan asielzoekers die niet over eigen middelen beschikken. Het Hof hanteerde een zeer strenge redenering die, zoals we zullen zien, een aanzienlijke impact zou hebben, met name op landen zoals Italië.
Het Hof is van oordeel dat de bepalingen van de artikelen 17 en 18 van Richtlijn 2013/33/EU betreffende opvangvoorzieningen , uitgelegd in het licht van artikel 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, " eraan in de weg staan dat een verzoeker om internationale bescherming, zelfs tijdelijk, de bescherming wordt ontnomen die de in deze richtlijnen neergelegde minimumnormen bieden." Het Hof merkt op dat de Europese bepaling bepaalt dat "in geval van uitputting van de normaliter beschikbare opvangcapaciteit (...) een lidstaat de keuze heeft tussen twee opties" : hij kan besluiten de asielzoeker tijdelijke huisvesting te bieden die voldoet aan essentiële behoeften, en zo tijdelijk af te wijken van bepaalde specifieke diensten voor asielzoekers, of hij kan voldoende financiële bijstand verlenen om "een behoorlijke levensstandaard " te garanderen. Het gebrek aan plaatsen die normaliter voor opvang bestemd zijn, dwingt staten om tijdelijk op te treden door middel van een van de twee hierboven genoemde afwijkende maatregelen, of een combinatie daarvan.
Niet zonder eerst te benadrukken dat de noodsituatie waarover Ierland klaagt helemaal niet bestond, concludeert het Hof dat er zonder uitzondering "een resultaatsverbintenis bestaat die erop gericht is te waarborgen dat de essentiële behoeften van verzoekers om internationale bescherming worden vervuld" en dat een lidstaat " niet aan zijn verantwoordelijkheid op grond van het Unierecht kan ontsnappen door zich te beroepen op de tijdelijke uitputting van de normaal beschikbare opvangcapaciteit (...) als gevolg van een toestroom van verzoekers (...) die, vanwege de omvang en plotselinge aard ervan, onvoorzienbaar en onvermijdelijk zou zijn geweest ". De Ierse tekortkomingen die het HvJ-EU bekritiseert, lijken zeer bescheiden vergeleken met de enorme disfuncties van het opvangstelsel in Italië . Het feit dat asielzoekers, met name zij die over land binnenkomen en daarom na aankomst niet door het ministerie worden ondergebracht, maandenlang zonder opvang op straat blijven staan, is zo gewoon geworden dat deze disfunctie bijna als normaal wordt ervaren. Wanneer enkele van de ernstigste incidenten aan het licht komen, zoals de recente achterlating van honderden asielzoekers in Triëst die via de Balkanroute waren aangekomen (een systematische situatie die al jaren wordt gedocumenteerd), wordt gedacht dat het hier om verachtelijke, maar geïsoleerde uitzonderingen gaat. In werkelijkheid is dat helemaal niet het geval.
Een gedeeltelijke monitoring, die in het voorjaar van 2024 opnieuw werd uitgevoerd door de Vereniging voor Rechtsstudies inzake Immigratie, toonde aan dat " in 23 Italiaanse provincies asielzoekers gedurende de gehele procedure de toegang tot opvang wordt ontzegd, en dit is, zoals leden met individuele antwoorden aangeven, vaak gebaseerd op de vermeende onbeschikbaarheid van plaatsen in het opvangsysteem." Schendingen van het EU-recht inzake opvang (en de toegang tot de asielprocedure zelf, wat het uitgangspunt is) zijn zo systematisch dat ze routinematige illegaliteit zijn geworden, een situatie waar bijna niemand iets aan doet. Toch is het noodzakelijk en dringend om een einde te maken aan deze onaanvaardbare situatie en, mede dankzij de uitspraak van het Hof van Justitie, om ook in ons land de naleving van de regels inzake de opvang van asielzoekers te herstellen.
l'Unità