Moeten we bang zijn? De Staatsdoema heeft nieuwe wijzigingen in de wet op de inbeslagname van voertuigen aangenomen

Een dag eerder had de Doema in tweede en derde lezing wijzigingen aangenomen in de wet op het gebruik van voertuigen op naam van particuliere en rechtspersonen om de strijd tegen terrorisme te waarborgen in het kader van het regime voor terrorismebestrijding (CTO).

Volgens de huidige wet, vóór de goedkeuring van de wijzigingen in de normen van de wet, mochten veiligheidsdiensten in de gebieden waar het regime voor terrorismebestrijding werd ingevoerd, auto's, bussen, motorfietsen en vrachtwagens gebruiken die eigendom waren van burgers, en dit zolang het regime duurde.

Deze maatregel was bedoeld om “personen die dringend medische zorg nodig hebben naar medische instellingen te brengen, en om personen die ervan verdacht worden een terroristische daad te hebben gepleegd, te vervolgen als uitstel een reële bedreiging voor het leven of de gezondheid van personen zou kunnen opleveren.”

Het nieuwe amendement stelt een regel vast op grond waarvan voertuigen van burgers en organisaties kunnen worden gebruikt “om maatregelen ter bestrijding van terrorisme te waarborgen.”

Naast “voertuigen” zoals auto’s, motoren, terreinwagens, sneeuwscooters en quads, kregen de veiligheidstroepen het recht om “zelfrijdende voertuigen” te gebruiken.

Onder dit begrip vallen niet alleen de middelen voor het vervoeren van personen en goederen, maar ook de speciale uitrusting die niet bij de Staatsinspectie Verkeersveiligheid is geregistreerd, maar bij de Staatstechnische Toezichthouder.

Inclusief landbouwmachines waarmee zwaar werk kan worden verricht. Dit kunnen tractoren, bulldozers en graafmachines zijn, ongeacht de eigendomsvorm.

De nieuwe wet geeft voorrang aan het gebruik van voertuigen die eigendom zijn van organisaties, en alleen in urgente gevallen aan voertuigen die eigendom zijn van individuen.

Een uitzondering vormen voertuigen en zelfrijdende machines van ‘diplomatieke missies, consulaire en andere instellingen van buitenlandse staten en internationale organisaties’.

De vergoeding van kosten die verband houden met de inbeslagname van privévervoer ter bestrijding van terrorisme, wordt beschreven in het decreet van de regering van de Russische Federatie, dat al in 2008 werd aangenomen.

Daarin staat dat de eigenaar van het voertuig een overeenkomstige aanvraag moet indienen bij de “federale uitvoerende macht”, waarbij hij documenten moet bijvoegen waaruit de gemaakte kosten blijken. De termijn voor de behandeling van een dergelijk verzoek bedraagt ​​één maand. Na deze termijn geeft de afdeling een beschikking over de vergoeding van de kosten.

Momenteel is het antiterroristische operatieregime van kracht in de regio's van het land die grenzen aan Oekraïne: in de regio's Belgorod, Brjansk en Koersk.