Grote veranderingen in de methode voor het berekenen van de diensttijd. De parlementsleden hebben besloten

Perioden die onder contracten naar burgerlijk recht of als zelfstandig ondernemer zijn gewerkt, tellen mee voor de diensttijd, volgens een amendement op de Arbeidswet dat vrijdag door de Sejm is aangenomen. Momenteel tellen alleen perioden die onder een arbeidsovereenkomst zijn gewerkt mee.
428 parlementsleden stemden voor het amendement, drie stemden tegen en niemand onthield zich van stemming.
Eerder stemden parlementsleden in met vijf amendementen op het wetsvoorstel van de Linkspartij. Vier daarvan waren verduidelijkingen en één was van wetgevende aard.
Volgens de wetswijziging omvat de arbeidsperiode ook de periode van persoonlijke verzorging door de medewerker voor een kind, waarvoor pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringsbijdragen zijn betaald. In de motivering wordt benadrukt dat de toevoeging van deze bepaling tot doel heeft de regels voor het bepalen van de diensttijd gelijk te trekken, niet alleen voor werknemers en ondernemers, maar ook voor medewerkers.
Vier amendementen ingediend door de partij Recht en Rechtvaardigheid (PiS) werden echter verworpen. Zij wilden diensttijdvakken opnemen zoals administratief werk, thuiswerk en het dienen als commissaris of vennoot in een commercieel bedrijf. Ook het amendement Polen 2050 werd verworpen, omdat het – volgens de Speciale Commissie voor Codificatiewijzigingen – buiten de reikwijdte van de voorgestelde regelgeving viel.
Momenteel tellen alleen periodes die onder een arbeidsovereenkomst zijn gewerkt mee voor de anciënniteit. Onder de wijziging zal de anciënniteit onder andere ook het volgende omvatten:
- periodes waarin niet-agrarische bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd,
- periodes van samenwerking met een persoon die een bedrijf runt,
- de periode van opschorting van de bedrijfsactiviteit om persoonlijke verzorging voor een kind te verlenen,
- uitvoeringsperiodes van mandaatcontracten,
- voor het verlenen van diensten of agentschap
- werktijd als medewerker,
- perioden van lidmaatschap van een landbouwproductiecoöperatie en een coöperatie van landbouwkringen,
- gedocumenteerde periodes van betaald werk in het buitenland (anders dan dienstverband).
Het ministerie, dat de nieuwe regelgeving heeft opgesteld, merkte op dat de genoemde periodes zullen worden bevestigd door middel van certificaten afgegeven door de Sociale Verzekeringsbank (ZUS). Perioden van tewerkstelling die niet onder de ZUS-rapportage vallen en periodes anders dan betaald werk in het buitenland zullen worden bevestigd volgens de algemene bewijsregels. De meetelling van de diensttijd vereist het overleggen van passende documenten.
Bijvoorbeeld, een werknemer met zeven dienstjaren die documenten overlegt waaruit blijkt dat hij vier jaar onder een mandaatovereenkomst heeft gewerkt , heeft na 1 januari 2026 recht op 26 dagen jaarlijkse vakantie in plaats van de huidige 20.
Volgens de huidige wet bedraagt de jaarlijkse vakantie: 20 dagen als de werknemer korter dan 10 jaar in dienst is, en 26 dagen als de werknemer minimaal 10 jaar in dienst is.
Perioden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet tellen ook mee in de anciënniteit. Hiervoor is een correcte documentatie vereist. Werknemers hebben 24 maanden na de inwerkingtreding van de wet de tijd om deze documenten in te dienen bij hun huidige werkgever.
De inwerkingtreding van de wet is verdeeld in twee data: vanaf 1 januari 2026 voor de publieke sector en vanaf de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van zes maanden na de bekendmaking van de wet, voor de particuliere sector.
Het amendement gaat nu naar de Senaat. (PAP)
kblu/ aba/
bankier.pl