Emissies: De Commissie biedt meer flexibiliteit, maar ook ambitieuzere doelstellingen.

Noot van Nicolò Geraci Op weg naar netto nul broeikasgasemissies tegen 2050 heeft de Europese Commissie een emissiereductie van 90% tegen 2040 voorgesteld ten opzichte van de niveaus van 1990. Het voorstel introduceert meer flexibiliteit voor lidstaten, waarvan de details pas zullen worden vastgesteld via latere wetgevende actie. Desalniettemin zou het decarbonisatiepad ambitieuzer worden. Als de huidige toezegging van een reductie van 55% van de netto-emissies tegen 2030 – nog steeds vergeleken met 1990 – zou worden nagekomen, zou het bereiken van de doelstelling voor 2040 langs een lineair traject een reductie van 166 miljoen ton CO₂-equivalent per jaar vereisen. Ter vergelijking: langs het vorige lineaire traject tussen 2030 en 2050 zou een jaarlijkse reductie van 107 miljoen ton nodig zijn. Gezien de minder gunstige politieke context voor de groene agenda, kan het voorstel van de Commissie op sterke bezwaren stuiten. Op 2 juli presenteerde de Europese Commissie een wijziging van de Europese klimaatwet (Verordening 2021/1119) om de doelstelling in te voeren, die al in een aanbeveling van februari 2024 was vastgelegd, om de netto broeikasgasemissies van de EU tegen 2040 met 90% te verminderen ten opzichte van de niveaus van 1990. De klimaatwet vormt het regelgevingskader voor het bereiken van klimaatneutraliteit, d.w.z. nul netto broeikasgasemissies binnen de Unie, tegen 2050. Toen de wet werd goedgekeurd, stelde deze al een tussentijdse doelstelling vast om de netto-emissies tegen 2030 met 55% te verminderen, wederom ten opzichte van 1990. Daartoe werd in 2023 het door de Commissie voorgestelde wetgevingspakket "Fit for 55" aangenomen. De wet zelf voorziet in de vaststelling van een doelstelling voor 2040 om het beste traject voor emissiereductie te bepalen, beoordeeld op basis van het meest recente wetenschappelijke bewijs, de beschikbare technologie en het behoud van het concurrentievermogen van de EU. In deze context wordt nu een tussentijdse doelstelling van 90% in 2040 voorgesteld.
Voortgang tot nu toe: De EU heeft de emissies de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd. Tegen 2023 waren de netto broeikasgasemissies – uitgedrukt in CO₂-equivalent – in de 27 EU-landen met 37% gedaald ten opzichte van 1990 (Fig. 1, blauwe lijn), ondanks dat het reële bbp in dezelfde periode met 68% was gegroeid. Per hoofd van de bevolking is het resultaat nog beter: tussen 1990 en 2023 daalden de netto-emissies met 41%, van 11,3 ton per jaar naar 6,7. Vanaf 2021, toen de Europese klimaatwet werd aangenomen, zou een lineaire emissiereductie richting de doelstelling van 55% tegen 2030 – wederom vergeleken met 1990 – een jaarlijkse emissiereductie van 132,3 miljoen ton vereisen (Fig. 1, gele reeks). Tot nu toe is dit traject meer dan gehandhaafd, met een gemiddelde jaarlijkse daling van 167,5 miljoen ton in 2022-2023, zoals bevestigd door de positieve beoordeling van de Commissie. Na 2030 zou een geleidelijker daling (106,6 miljoen ton per jaar) nodig zijn om klimaatneutraliteit in 2050 te bereiken (figuur 1, gele stippellijn).

• het mogelijk maken dat de permanente verwijdering (d.w.z. directe afvang en opslag) van broeikasgassen die in de Unie worden uitgestoten, in geld wordt omgezet binnen het Europese emissiehandelssysteem;
• de mogelijkheid uitbreiden om lagere emissiereducties in sommige sectoren te compenseren met verdere reducties in andere sectoren;
• het mogelijk maken om vanaf 2036 internationale koolstofkredieten van door lidstaten gefinancierde projecten ter vermindering van emissies buiten de Unie mee te rekenen in de berekening voor het behalen van de doelstelling voor 2040. Dit zou maximaal 3% van de Europese emissies in 1990 bedragen, op voorwaarde dat de projecten voldoen aan strenge normen (conform artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs, die deze kredieten heeft vastgesteld). De omvang van deze flexibiliteitsmarges is nog onzeker, waardoor het risico verder toeneemt dat de verhoogde ambitie voor koolstofreductie die impliciet besloten ligt in de nieuwe tussentijdse doelstelling op ernstige obstakels stuit. Om in werking te treden, moet het voorstel worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (in dit geval samengesteld uit de ministers van Milieu van alle lidstaten en die besluiten neemt met gekwalificeerde meerderheid), in overeenstemming met de gewone wetgevingsprocedure. Europees Klimaatcommissaris Hoekstra verduidelijkte dat de onderhandelingen pas in een later stadium zullen beginnen om te bepalen hoe de inspanningen die nodig zijn om de Europese doelstelling van 90% te halen, over de lidstaten moeten worden verdeeld. Landen dragen nu al op verschillende manieren bij aan emissiereducties, afhankelijk van hun uitgangsniveau en het bbp per hoofd van de bevolking. Indien goedgekeurd, zal de nieuwe doelstelling deel uitmaken van het officiële standpunt dat de Europese Unie zal presenteren tijdens de COP 30-bijeenkomst van de Verenigde Naties in november volgend jaar.
repubblica