Nu de presidentsverkiezingen naderen, wordt Colombia geconfronteerd met een terugkeer van terrorisme

Nu het land een presidentscampagne ingaat die gekenmerkt wordt door geweld, intensiveren gewapende groeperingen hun terroristische daden als vergelding voor de offensieve maatregelen van de autoriteiten, die gericht zijn op het uitschakelen van hun voornaamste financieringsbron: drugshandel.
In Colombia zijn de bommen nooit echt gestopt. Maar na het vredesakkoord met de FARC-guerrillastrijders in 2016 werden de explosies zo zeldzaam dat het lawaai en de woede bijna vergeten waren. Dit jaar halen ze steeds vaker de krantenkoppen op televisie, nu het land een campagne start in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2026, die nu al gekenmerkt worden door geweld.
Donderdag werden twee bommen afgevuurd op een luchtmachtbasis in Cali, de op twee na grootste stad van het land (in het zuidwesten). Hierbij kwamen zes mensen om het leven (allemaal burgers) en raakten meer dan 70 mensen gewond. Diezelfde dag schoot een met explosieven geladen drone een politiehelikopter neer die over cocavelden in het noordwesten vloog, waarbij 13 bemanningsleden omkwamen.
De aanslagen wekten grote woede bij president Gustavo Petro, die "totale vrede" had beloofd. Hij verklaarde dat dissidente FARC-facties die weigeren zich aan het vredesakkoord van 2016 te houden "nu zullen worden beschouwd als terroristische organisaties die overal ter wereld vervolgd kunnen worden", meldt El País América.
Er moet gezegd worden dat dit geen op zichzelf staande feiten zijn, maar eerder "een toename van het geweld na het mislukken van de wapenstilstanden."
Courrier International