De productiviteit van het toerisme

Een paar dagen geleden publiceerde Andreu Mas-Colell een artikel in La Vanguardia over de productiviteit in het toerisme en uitte hij zijn bezorgdheid over het feit dat het gewicht van deze sector – in Barcelona, Catalonië en Spanje – zeer vergelijkbaar is qua werkgelegenheid en productie. Dit bracht hem tot de conclusie dat "deze sector in onze economie misschien niet ten koste gaat van de totale arbeidsproductiviteit, maar neutraal is. En vanuit dit oogpunt beschouwen we ons productiviteitsprobleem nog ernstiger dan we denken." Hij voegde eraan toe dat de productiviteitskwestie complex is en dat hij een deel van zijn vakantie had besteed aan het ontrafelen van deze kwestie, maar zonder succes: "Het strookt niet met mijn ervaring en ik heb het nog niet opgehelderd."
Laten we eens kijken of ik wat licht kan werpen, en dat doe ik door te verwijzen naar de Spaanse economie, aangezien dat de economie is waarvoor we officiële gegevens hebben. Statistieken van het INE stellen ons in staat om eenvoudig te berekenen dat de maakindustrie 12% van de toegevoegde waarde en 10% van de werkgelegenheid vertegenwoordigt, wat ons toelaat te concluderen dat de productiviteit 20% hoger ligt dan het gemiddelde – gemeten met deze beperkte maar effectieve indicator. We kunnen echter niet dezelfde berekeningen uitvoeren met betrekking tot toerisme, om de simpele reden dat het geen productieve sector is. Het INE publiceert echter andere cijfers dan de gebruikelijke ("satelliet") cijfers, waardoor het kan bevestigen dat toerisme een "bijdrage" levert aan het bbp van 12,3% en aan de werkgelegenheid van 11,6%. De verhouding tussen deze twee cijfers suggereert dat de productiviteit van het toerisme 94,3% van het gemiddelde zou bedragen, wat Mas-Colells bezorgdheid rechtvaardigt.
De productiviteit van het toerisme ligt inderdaad niet veel lager dan het Spaanse gemiddelde.Het INE maakt deze indeling niet, omdat de cijfers absoluut niet vergelijkbaar zijn met de 12% en 10% cijfers voor de industrie. Om de werkelijke productiviteit van het toerisme te berekenen, is het noodzakelijk om de boekhouding te bestuderen en het equivalent te construeren van een economische sector die bestaat uit productieve eenheden die uitsluitend aan toeristen verkopen en hen alles verkopen wat ze kopen.
Na deze oefening – en nog iets anders – komen we tot een berekening dat deze sector 5,5% van het bbp en 5,7% van de werkgelegenheid vertegenwoordigt, wat tot vier conclusies leidt. Ten eerste weegt toerisme veel minder zwaar dan de industrie. Ik zal de lezer de statistische alchemie die tot 12,3% en 11,6% leidt, besparen. Ten tweede ligt de productiviteit van het toerisme inderdaad niet veel lager dan het Spaanse gemiddelde. Dit resultaat zou ons niet moeten verbazen, aangezien de Balearen, met hun monocultuurtoerisme, een productiviteit – en dus een bbp per hoofd van de bevolking – boven het gemiddelde hebben. Ten derde is de productiviteit van het toerisme om drie redenen interessant voor ons: omdat deze laag is (het Spaanse gemiddelde is laag), omdat deze daalt, en omdat deze een aanzienlijke impact heeft langs de gehele Spaanse kust. Ten vierde hebben we inderdaad een wijdverbreid productiviteitsprobleem.
lavanguardia