Van smid tot ijzerbeeldhouwer – overlijdensbericht voor James Licini


James Licini, geboren in Zürich in 1937, werd niet geboren in de kunstwereld. Hij groeide op in het 4e district, dat destijds voornamelijk bewoond werd door arbeidersgezinnen die uit Italië waren geëmigreerd. Zijn grootvader was geëmigreerd uit de regio Veneto. Zijn vader, een gediplomeerd smid, werkte als bouwvakker en viel van een steiger toen Licini een tiener was. Zijn moeder, geboren in Wallis, voedde haar kinderen alleen op. James Licini werd smid. Hij was trots op zijn vaardigheden. Technische precisie zou zijn handelsmerk worden.
NZZ.ch vereist JavaScript voor belangrijke functies. Uw browser of advertentieblokkering blokkeert dit momenteel.
Pas de instellingen aan.
Vanaf 1955 werkte hij als ijzerbewerker, kassier en metaalbewerker in de bouw. Tot zijn vrienden behoorden de schilders Alex Sadkowsky, Friedrich Kuhn, Muz Zeier, Gottlieb Kurfiss en de beeldhouwers Hans Aeschbacher en Kurt Laurenz Metzler, die hem adviseerden over vraagstukken op het gebied van structurele analyse en metaalbewerking. James Licini leidde een existentialistische levensstijl, met boksen en zware motorfietsen als zijn passies. Hij liet Muz Zeier zijn onderarmen tatoeëren met een spijker.
Toen Licini in 1968 werk van Bernhard Luginbühl in een galerie in Zürich zag, voelde hij zich uitgedaagd door de zwaargewicht uit Mötschwil: "Wat, dát moet kunst zijn? Ik kan beter!" Hij durfde de uitdaging aan. Zijn "Bunkers", ontstaan na werk op een bouwplaats, weerspiegelen Luginbühls krijgshaftige, archaïsche "hoofdvolumes", maar ontkoppelen hun constructief-technische, formele context van de context van de menselijke figuur.
Licini hield zich altijd bezig met het architectonisch begrip van ruimte. Hij won in 1971 bij zijn eerste poging de federale beurs. Verblijven in de VS en Mexico vormden zijn verdere ontwikkeling. Belangrijke ervaringen waren onder meer ontmoetingen met de inheemse kunst van Noord-Amerika en de precolumbiaanse culturen van Mexico en Midden-Amerika.
De volumetrische vormen van de 'bunkers' ontwikkelden zich uiteindelijk steeds meer als open steigers die virtuele ruimtes afbakenen. De monumentale sculptuur die Licini in 1976 van cortenstaal maakte voor sportcomplex Buchlern in Altstetten vormt het hoogtepunt van deze ontwikkeling. Het bestaat uit drie rechte lijnen die diagonaal de ruimte in lopen, waarvan er twee schuin eindigen.
StaalconstructieEen nieuw hoofdstuk begon met de beslissing om zich, net als wijlen Piet Mondriaan, te beperken tot haakse verbindingen en uitsluitend industriële stalen balken te gebruiken. Hij ontdekte zijn medium in de neutrale vorm van de I-balk en de vierkante kokerprofielen die Licini op bouwplaatsen aan elkaar laste tot dragende steigers. Wat hij vanaf dat moment realiseerde, was geen beeldhouwkunst, maar "staalconstructie". Hij drong hier nadrukkelijk op aan.
Zijn aanpak als "staalbouwer" was conceptueel. Licini ging uitsluitend uit van de gegeven vorm van het materiaal. De basis van opgetrokken holle profielen is vierkant, terwijl die van verticaal geplaatste I-balken kan worden uitgebreid tot een rechthoek of vierkant. Vanuit deze omstandigheden construeerde Licini open kubussen en balkvormen, die hij uitbreidde tot architectonische vormen door ze te draaien en in serie te plaatsen.
Licini's minimalisme richt zich op de archetypische vorm: de poort bestaande uit drie balkjes, op de opening, op ingangen en overgangen. Zijn obsessie met Mexicaanse trappiramides met hun geometrisch ongenaakbare goden is alomtegenwoordig. Markus Brüderlin bedacht in 2004 de term "ArchiSculpture" voor deze uitbreiding van de beeldhouwkunst.
De staalconstructies van James Licini worden sinds de jaren negentig regelmatig tentoongesteld, onder meer in het Kunstmuseum Bern in 2013. Zijn laatste monumentale "staalconstructie" wordt binnenkort door de Fondation Gianadda geïnstalleerd in de stedelijke ruimte van Martigny. Op 27 juli overleed James Licini onverwacht en plotseling op 88-jarige leeftijd.
nzz.ch